$config[ads_header] not found

Textuur en instrumenten van middeleeuwse en renaissancemuziek

Inhoudsopgave:

Anonim

Tijdens de middeleeuwen was de muzikale textuur monofoon, wat betekent dat het een enkele melodische lijn heeft. Heilige vocale muziek, zoals het gregoriaans, werd op Latijnse tekst gezet en zonder begeleiding gezongen. Het was het enige type muziek dat in kerken werd toegelaten, dus componisten hielden de melodieën puur en eenvoudig. Later voegden kerkkoren meer melodische lijnen toe aan het gregoriaans.

De textuur van middeleeuwse renaissancemuziek

De toevoeging van meer melodische lijnen aan de gregoriaanse gezangen creëerde polyfone textuur, wat betekent dat het twee of meer melodische lijnen heeft.

Tijdens de Renaissance had de kerk minder macht over muzikale activiteit. In plaats daarvan hadden de koningen, prinsen en andere prominente leden van de rechtbanken meer invloed. De grootte van kerkkoren groeide, en daarmee werden meer stempartijen toegevoegd - dit creëerde muziek die rijker en voller klonk. Polyfonie werd in deze periode veel gebruikt, maar al snel werd muziek ook homofonisch.

Componisten schreven stukken die verschoven tussen polyfone en homofone structuren. Dit maakte de melodieën complexer en uitgebreider. Veel factoren hebben in deze periodes bijgedragen aan de verandering van de muzikale textuur. De invloed van de kerk, een verschuiving in muzikale focus, de verandering in de status van componisten, de uitvinding van druk en religieuze reformatie waren enkele van de factoren die hebben bijgedragen aan deze veranderingen.

Instrumenten gebruikt in middeleeuwse en renaissancemuziek

Tijdens de middeleeuwen was de meeste muziek vocaal en zonder begeleiding. De kerk wilde muziek puur en plechtig houden omdat het minder afleidend was. Later werden muziekinstrumenten zoals klokken en orgels toegestaan ​​in de kerk, maar het werd vooral gebruikt om belangrijke dagen in de liturgische kalender te observeren. Reizende muzikanten of minstrelen gebruikten muziekinstrumenten terwijl ze op straathoeken of op hoven speelden. De instrumenten die ze gebruikten zijn viool, harpen en luiten. De luit is een peervormig snaarinstrument met een fretted toets.

Tijdens de Renaissance verlegde het grootste deel van de muzikale activiteit zich van de kerk naar de rechtbanken. Componisten stonden meer open voor experimenten. Als gevolg hiervan gebruikten meer componisten muziekinstrumenten in hun composities. Instrumenten die zachtere en minder heldere geluiden produceerden, hadden de voorkeur voor evenementen binnenshuis. Luidere en briljant klinkende instrumenten hadden de voorkeur voor buitenevenementen.

Muziekinstrumenten die in deze periode worden gebruikt, zijn de cornett, klavecimbel en blokfluit. Een muziekinstrument genaamd shawm werd gebruikt voor dansmuziek en buitenevenementen. De sjaal is de voorloper van de hobo.

Bron:

Kamien, Roger. Muziek een waardering, 6e korte editie.

Textuur en instrumenten van middeleeuwse en renaissancemuziek